Een kwart van de Nederlandse jongeren die nog bij hun ouders wonen, kan niet vertrekken vanwege het gebrek aan beschikbare woningen. Het percentage thuiswonende jongeren tussen 18 en 30 jaar is gestegen van 39,8% in 2003 naar 45,8% in 2023, wat de toenemende woningproblematiek onderstreept.
Verdubbeling van jongeren die vast zitten bij ouders
Uit recente cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) blijkt dat het aandeel thuiswonende jongeren dat wel wil verhuizen maar geen woning kan vinden, tussen 2015 en 2021 is verdubbeld. Deze ontwikkeling illustreert hoe de Nederlandse woningmarkt steeds meer jongvolwassenen belemmert in hun zelfstandigheid.
Het landelijke woningtekort wordt momenteel geschat op ruim 400.000 woningen. Dit tekort treft starters bijzonder hard, ongeacht hun inkomensniveau. Veel jongeren zien zich genoodzaakt belangrijke levensfasen zoals samenwonen of gezinsvorming uit te stellen.
Regionale verschillen in woningkrapte
De problematiek verschilt per regio, maar is niet langer beperkt tot de traditionele knelpunten. Jongeren in de Randstad verhuizen aantoonbaar minder vaak dan leeftijdsgenoten in andere delen van het land. Toch ervaren jongeren in vrijwel alle provincies moeilijkheden bij het vinden van betaalbare woonruimte.
Hoewel veel jongeren een voorkeur hebben voor een koopwoning, dwingt de realiteit hen vaak richting de huursector. Daar stuiten ze vervolgens op hoge huurprijzen en tijdelijke contracten, vooral bij private verhuurders, wat voor extra onzekerheid zorgt.
Emotionele impact van langdurig thuiswonen
De woningkrapte heeft niet alleen praktische maar ook emotionele gevolgen. Onderzoek wijst uit dat vooral jongeren tussen 18 en 25 jaar kampen met gevoelens van boosheid, verdriet en stress door het gebrek aan woonperspectief. Deze emotionele belasting beïnvloedt hun algehele welzijn en ontwikkeling naar volwassenheid.
Experts waarschuwen dat zonder structurele oplossingen voor het woningtekort, de situatie voor jongvolwassenen verder zal verslechteren. Dit kan leiden tot bredere maatschappelijke gevolgen, waaronder uitgestelde gezinsvorming en verminderde arbeidsmobiliteit.